Ons eten in 2030: zo gaat dat eruit zien

Plantaardige producten veroorzaken veel minder uitstoot van broeikasgassen en zijn dus beter voor de planeet dan dierlijke producten. Op dit moment krijgen we onze eiwitten voor 60% binnen via dierlijke producten. Bijvoorbeeld via vlees, melk en kaas. De andere 40% krijgen we binnen via plantaardige producten, zoals bonen, linzen, tofu, noten en brood. In 2030 is die verhouding veranderd, en krijgen we onze eiwitten voor de helft binnen via plantaardige producten. Plantaardig eten is steeds normaler, en op veel plekken zelfs al de standaard. Bijvoorbeeld in kantines, restaurants en supermarkten. Daardoor eten we in 2030 ook een stuk gezonder, want de verhouding van 50% plantaardig en 50% dierlijk past bij de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum.

Voedsel verspillen is ontzettend zonde en niet nodig. We zijn ons daar met z’n allen steeds meer van bewust en proberen onze voedselverspilling te verminderen. In 2030 zien we het resultaat: we verspillen de helft minder dan in 2015. Dat doen we echt samen. We kijken niet alleen naar wat mensen thuis verspillen, maar ook naar boeren, tuinders, supermarkten en restaurants. Al die partijen werken ook samen en bundelen hun krachten, netwerk en kennis om innovatieve oplossingen te ontwikkelen.

En wat we nu al doen en blijven doen is: niet teveel produceren, slimmer inkopen en de hoeveelheid beter afstemmen op het aantal mensen. Blijft er toch iets over? Dan gaan we daar slim mee om. Want er is altijd wel iemand anders die het kan gebruiken.

Biologische landbouw is goed voor het klimaat. Het zorgt voor schoner water, een gezondere bodem en meer biodiversiteit. In 2030 worden daarom meer producten biologisch geproduceerd. We zijn ons allemaal meer bewust van de voordelen van biologisch eten. En om het voor iedereen makkelijker te maken om biologische producten te kopen, onderzoeken biologische ondernemers hoe zij de prijsverschillen met niet-biologische producten kunnen verlagen. De overheid helpt hen daarbij.